Update monitoring en kwaliteitstraject

Het Rijk en de VNG werken samen aan een nieuwe landelijke monitor om het aantal deelnemers en de effectiviteit van het cursusaanbod voor laaggeletterden te meten. Met een landelijke monitor hopen het Rijk en gemeenten beter te kunnen sturen op een effectieve aanpak van laaggeletterdheid. Ook werken het Rijk en de VNG samen aan een manier om de kwaliteit van het non-formele aanbod te bevorderen. Hier lees je de laatste stand van zaken omtrent de ontwikkeling van deze monitoringstool en het kwaliteitstraject.

Illustratie monitor basisvaardigheden
Beeld: ©Tel mee met Taal

Aanbevelingen OESO uitgangspunt

In de Kamerbrief van 6 januari heeft de minister van OCW aangegeven dat de aanbevelingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling OESO de leidraad vormen bij de uitwerking van de bestuurlijke afspraken. Ook gaf zij aan dat we dit jaar de aanbevelingen gaan onderzoeken op haalbaarheid en waar mogelijk al gaan implementeren.

Begin april verkenning inrichting monitor gereed

Het ministerie van OCW heeft ICTU, een onafhankelijke advies- en projectenorganisatie binnen de Rijksoverheid, gevraagd om de inrichting van het landelijke monitoringsinstrument nader te verkennen. Omdat met het monitoringsinstrument persoonsgegevens gemoeid zijn, is een zorgvuldige analyse nodig van de verwachte (privacy) impact, beheer en beveiliging van data. Centraal staat de vraag wie welke gegevens over het aanbod (de cursussen) en de deelnemers (de cursisten) kan en mag verzamelen en/of verwerken. Juristen van ICTU, de VNG en OCW zijn hier nauw bij betrokken. ICTU streeft ernaar om eind maart de resultaten van deze verkenning te delen. Deze wordt op 2 april 2020 gepresenteerd tijdens een bijeenkomst met de contactgemeenten en andere direct betrokkenen. Tevens verschijnt er dan een nieuw artikel op deze website.

In april besluit over Kwaliteitslabel

In de Kamerbrief van 6 januari jl. is benadrukt dat het nieuwe kwaliteitslabel voor het non-formele aanbod van cursussen basisvaardigheden, waar mogelijk zou moeten aansluiten op bestaande systemen. Daarom heeft de OESO de Nederlandse onderzoekers van Ockham IPS gevraagd om onderzoek te doen naar bestaande kwaliteitssystemen, labels en aanpakken in Nederland. Zo onderzoeken zij onder andere het Inspectiekader voor het formele cursusaanbod basisvaardigheden, het Blik op Werk Keurmerk, het NRTO-label, het Kwaliteitsinstrument Taalonderwijs en labels die door vrijwilligersorganisaties worden gebruikt. In maart leveren zij een rapport op met hun bevindingen. Dit rapport zal via deze website openbaar worden gemaakt.

We verwachten in april besluitvorming over de precieze vormgeving van het Nederlandse kwaliteitslabel en de mate waarin gebruik kan worden gemaakt van bestaande instrumenten.

Veelgestelde vragen

1) Per wanneer moeten gemeenten gaan werken met de landelijke monitoringstool?

Een invoerdatum is op dit moment nog niet bekend. Het spreekt voor zich dat gemeenten, cursusaanbieders en vrijwilligersorganisaties hier vroegtijdig over geïnformeerd worden.

2) Moeten gemeenten allemaal op dezelfde manier de effecten van hun cursusaanbod gaan meten?

Nee. De harmonisering van dataverzameling geldt vooralsnog uitsluitend voor de registratie van deelnemers en niet voor het meten van de outcome/leeropbrengsten  (bijv. niveauverhoging of verhoogde zelfredzaamheid).

Voor de registratie van deelnemers wordt één landelijk instrument ontwikkeld zodat aanbieders op één uniforme manier deelnemers registreren en hun voortgang kunnen monitoren. Bij de ontwikkeling van dit instrument is aandacht voor de compatibiliteit met bestaande registratiesystemen.

Voor wat betreft het meten van de outcome/leeropbrengsten van cursussen komt er geen landelijk voorgeschreven instrument. In de bestuurlijke afspraken is afgesproken dat alle arbeidsmarktregio’s effecten gaan meten, maar zij kunnen hiervoor zelf een instrument kiezen dat past bij hun (beleid)doelstellingen, aanbod en doelgroepen

3) Sommige gemeenten moeten op dit moment al een keuze maken voor een monitoringsinstrument. Wat nu?

Het is goed dat gemeenten gaan monitoren. Dat is ook vastgelegd in de bestuurlijke afspraken laaggeletterdheid. Zo lang er geen landelijk instrument beschikbaar is, kunnen gemeenten een eigen keuze maken. We adviseren om de aanbevelingen uit het OESO rapport zoveel mogelijk als leidraad te nemen wanneer gemeenten een keuze maken voor een monitoringssysteem.

4) Waarom willen jullie persoonsgegevens verzamelen (op individueel niveau)?

Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste willen we de kwaliteit van de data vergroten door dubbeltellingen te voorkomen. Iemand kan voor meerdere cursussen tegelijk volgen, of van de ene naar de andere aanbieder gaan (soms in verschillende regio’s). Ten tweede willen we deelnemers kunnen volgen, om te zien wat de groei en langjarige effecten zijn. Uit ervaring weten we dat effecten meestal pas na een langere tijd zichtbaar worden.

5) Als een cursusaanbieder al een bepaald keurmerk heeft, zou het dan kunnen dat deze aanbieder automatisch het nieuwe keurmerk erbij krijgt, als dat aan dezelfde criteria voldoet?

Dit wordt momenteel nader verkend.

6) Welke instantie gaat de kwaliteit beoordelen en het keurmerk toepassen?

Dat is nu nog niet bekend.